Dr. B. FONTEYNS,[Gravure: scene uit het spel]tAMSTERDAM, Gedruckt by Nicolaes van Ravesteyn. |
Aen den |
DAt de onderwijsinge, door geschicht-boecken, waer of onwaerachtigh, den mensch tot leeringh sijn streckende: is ons vooroudren bewust geweest; hebben derhalven veel Geschicht-schrijvers verscheyden doen prenten; onder anderen dit alder-geringhste en onwaerschijnlijxte: by my in eenige ledige uuren over loopen, t selvige door verdeelinge in smal-deelinge, op maet gestelt, geensins, my, aen de geschiedenisse vast te binden; in tegendeel, by en of doende, nae behagen. En alsoo in eenige geen waerheyt, als in dese: heb ick goet gevonden te minderen of meerderen: hoopende uyt dese geringe bloempjens, soo veel sappigh vocht, voor de yverige bytjens te bekomen sal sijn, als die van meerder luyster schijnen; verwachtende het voordeel van voorsichtige wijsheyt, welcke wijsselijck, van de oude Wijsen, voor gestelt wordt, den mensch, het noodighst, als den waerachtigen oorsprongh om wel te leven, de begeerlijckheyt des tijdelijcx te onderdrucken, en soo te stutten Ziels en Lichaems val. Den inhoud ick u voor oogen stelle, doch kort verhael: gelief u meerder? doorsnuffle het geschicht-Boeck in onse tael beschreven. Het verdeelen in tween geschiet sonder hinder van sijnen beschrijver; en dat ick het nae mijn gevoelen herstelle, sal niet ten quade genomen werden, vermids vele schrijven het gene de Oude geschreven hebben (men schrijft nu niet, of t is geschreven) noch t werd hun geen schan- [fol. A2v] de gerekent; wiens namen, om u niet meê te beswaren, voor by sal gaen. Het sal u vreemt duncken, niet sonder reden, dat ick in korten tijd soo veel jaren over loope; in soo veel Coninghrijcken verschijne, de eene uur hier, nu daer, my vertoone: met belydenisse tegens de stellingh van een goed bly-eyndend spel te wesen, wiens wercken in de uuren van vier en twintigh behooren of te loopen; verschoone my alhier met den alderoudste, en insonderheyt met onsen Plautus, als mede Terentius, soo in blye als droef eyndende spelen, de voornaemste. Dat de reysen in verscheyde Rijcken in een oogenwenck geschieden, komt, alleen door de onuytsprekelijcke macht van de Wenshoed: dat den leser (den Dichter, wiens vryheyt beneven den schilder in soodanige groot is) gelieve toe te geven. De Beurs ick hier by voegh, wiens op-gangh tot onder-gangh: wiens geluck in ongeluck door dese mijne (van verscheyden, voor heen meermael afgebeden, doch langh geweygerde) in druck gestelde deelen, het eynd aenwijsen sal, wiens mis-slagen en slechte regelen by u verschoont en in t goede genomen sijnde, sult hem vinden |
Altijdt den uwen |
B. FONTEYN. |
KLINCK-DICHT, |
Mr. Iacob Block. |
RYM-GAEF, |
A. Fonteyn, vander Mye. |
EER-GAEF |
Op-schrift op het Spel genaemt |
Vereeringh aen den wel-ervaren Medicijn, |
KORT BEGRYP, |
DEn Edelen Fortunatus met Vrou en Kinderen, uyt Graeffelijcke Zaet, van Coninghlijcke stam, in armoê vervallen, vertreckt; op hoope van t geluck, in vreemde Landen. Boswaert in gegaen, doolt van de wegen: waer de Godin Fortuna hem begiftight met de Beurs, en door de Voorsichticheyt ten Bossche uyt deê brenghen. Een weynigh veerder, ontmoet hem den arm-edelen Leopoldus, aen de welcke hy versoeckt, met hem te reysen van waer hy gekomen is; hier in verwillight: trecken na Constantinopolen, om den jonghen Keyser te sien kroonen. Ter Herbergh gekomen zijnde, wert, des nachts, van sijn geluckighe Beurs berooft; doch van Leopoldus gevonden: hem weder behandight: weshalven verblijd, volgend sijne beloften, vereert aen Lesbia en Meso-matto vier-hondert Croonen. De overvloet sijns geldt, maeckt, Mala-testa, den voorigen dief, stouter; de kamer open doende, krijght de Beurs: maer niet de rechte, wert van Leopoldus den hals afgesneden, en in de Put gedragen: dies sy vluchten. Het Asiaense land door-reyst hebbende; komt in Babylonia ops Keysers Hof, waer hy bemint, en vriendelyck ontfangen wert: de Schatten voor hem geopent; den Wens-hoedt van den Soudaen op sijn hooft gestelt sijnde: werdt door hem wegh gedraghen. Den Keyser vergramt, sendt af Ghesanten tot Famagusta in Cyprus, om het Iuweel: hunne eys ontseyt, behanden hem een Brief, waer door hy, en Cassandra vant leven scheyen: nae-latende, haer twee Soonen, dese onwaerdeerelijcke schatten, met uyterste-wille, gemeen te sullen blijven. Ampedo tot rust genegen, behouwt den Wens-hoedt; Andolosia de nimmer ledighe Beurs: waer mede hy, met Mesomatto sijn dienaer, treckt naer Engheland en sich ten dienst begeeft onder den machtighen Coninck van Groot-Brittanien. |
Spreeckende Personagien. |
Fortñs. | : Fortunatus, Edelman in Cyprus. |
Cass. | : Cassandra, Huysvrouw van Fortunatus. |
Amp. And. |
: Ampedo : Andolosia |
} Soontjens van Fortunatus en Cassandra. |
Fort. | : Fortuna, de Godinne. |
Pro. | : Providentia, de Voorsichtigheyt. |
Bel. | : Bellisarius, wel eer Overste der Romeynen, nu een blind bedelaer. |
Dio. | : Dionysius, eertijds Coninck van Syracusen, nu een Schoolmeester. |
Per. | : Perseus, voor dees Coninck van Macedonien, nu een Smit. |
Chri. | : Christophorus, voor heen Paus van Romen, nu een arme Munnick. |
Sua. | : Suadocopus, eertijds Coninck van Moravien, nu in ballingh met drie Prinçen. |
Leo. | : Leopoldus, een arrem out Edelman. |
Mala. | : Mala-testa, een Waert tot Constantinopelen. |
Char. | : Charinus, een out arrem man, Vader van Lesbia. |
Syr. | : Syra, Huysvrouw van Charinus. |
Les. | : Lesbia, de Dochter van Charinus en Syra. |
Meso. | : Meso-matto, de Vryer van Lesbia. |
Sou. | : Soudaen, Keyser van Turckyen. |
Mar. | : Marcholandus, den Admirael, en Gesant aen Fortunatus. |
Hal. | : Halybata, den grooten Visier in Turckyen. |
t Tooneel over al. |
FORTUNATUS |
Fortunatus, Cassandra, Ampedo, Andolosia. |
Fortunatus. |
Fortuna, Providentia, Fortunatus, Dionysius, Bellisarius, Perseus, Christophorus, Suadocopus. |
Leopoldus. Fortunatus. |
TWEEDE BEDRYF. |
Meso-matto. Mala-testa. |
Vertoningh. |
Mala-testa, Leopoldus, Fortunatus. |
Vertooningh. |
Charinus, Syra, Mala-testa, Meso-matto, Lesbia. |
DERDE BEDRYF. |
Charinus, Syra, Mala-testa, Lesbia, Meso-matto, Fortunatus, Leopoldus. |
Syra, Charinus, Lesbia, Meso-matto. |
Mala-testa, Fortunatus, Leopoldus. |
Charinus, Syra, Lesbia, Meso-matto. |
VIERDE BEDRYF. |
Fortunatus, Leopoldus, Marcholandus, Soudaen, Halybata. |
VYFDE BEDRYF. |
Marchalandus, Halybata, Leopoldus, Fortunatus, Cassandra. |
Aenden Grootmachtigen, Rijcken, en Edele Heere, Heere, |
SEer Rijcke en Machtige Edele Heere, Heere Fortunaet, de ongerustigheydt mijns ziels door het gestadige hert-tergen en prickelen, wegen mijne wegh-gevoerde Hoedeken, dwinght de genegentheyt dese mijne Ambassaden: als Persoonelijck (voor uwe Edelheyt) self te verschijnen, versoeckende het mijne, niet sonder vergeldinge, in alles overvloedigh, ingevalle u eelheyt op hun-lieder eys en bede het selvige laet volgen, sal U. E. Galeyen tot veertigh in getal, met alle kostelheden, Juweelen, Peerlen, Gout, Silver, beneven veele andere uyt-gelesene Speceryen doen laden, vry en vranck sonder Tribuyt, Cijns of Tol, in uwe Havenen brengen, eer uwe Edelheyt het sellefde aen mijne Gesanten sult behandight hebben, dit doende, &c. |
In Babylonia. |
Onderteeckent |
Osman Haly Solyman. |
Heere van t Huys Ottomans, Keyser, en Heere, Soudaen Universael van alle Koningen en Princen des Werelts, bewaerder en hoofd van de Wet Godes door den Propheet Mahomet ons geleert. Dominateur in Asia en Africa, Koningh van Alexandrien, Groot Soudaen in Turckyen, &c. |
Meso-matto. |
Ampedo. Andolosia. |
Vertooningh. |
UYT. |
Tekstkritiek: |