Albrecht Borchers: prospectus (facsimile bij Ursicula) voor de uitgave
van vijftien toneelspelen van Shakespeare in vijf delen:

  • Hamlet (1778)
  • De storm (1778)
  • De volyke vrouwen te Windsor (1778)
  • Macbeth (1780)
  • Leven en dood van koning Johannes (1780)
  • De kunst om een tegenspreekster te temmen (1780)
  • Othello, of de Moor van Venetien (1781)
  • Eerste deel van Henrik de Vierde; met het leven en den dood van
        Henrik, genaamt Hotspur
    (1781)
  • De dwaaling (1781)
  • Marcus Antonius en Cleopatra (1781)
  • Richard de Tweede, Koning van Engeland (1781)
  • De twee edellieden van Verona
  • Cajus Marcius Coriolanus (1782)
  • Het tweede deel van Koning Hendrik de Vierde behelzende deszelfs
        dood, en de krooning van koning Hendrik den Vyfden
    (1782)
  • Veel leven over niets. (1782)

  • Uitgegeven door drs. G.C. van Uitert.
    Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden.
    Continue
    [
    p. 1]

    BERICHT

    EENER

    INTEKENING,

    VOLGENS WELKE

    ALBRECHT BORCHERS,

    Boekverkooper te

    AMSTELDAM,

    Voornemens is, in ’t Nederduitsch
    Vertaald uit te geeven,


    WILLIAM SHAKESPEAR’s

    TOONEELSPELEN.

    Met nieuw geinventeerde Kunstplaaten.

    In Octavo.

    _____________________

    In een tyd waar in men geheel anders denkt dan men over eenige Jaaren dacht, en waar in het Tooneel, ten spyt van doldriftige yveraars, zo beschaafd word, dat het tot verbeetering der Zeden kan (zo als het moet) verstrekken; zal het ons dunkens niemant vreemd voorkomen, dat wy eene Intekening Openen tot het verkrygen van een werk, dat by allen Kundigen geroemd en voor een Meesterstuk van Smaak en vinding gehouden word.
        Voorheên was het algemeene denkbeeld, dat geen Tooneelspel, dan uit het Fransch vertaald, [p. 2] den Nederlanderen zou kunnen behaagen; doch die waan is verdreeven; ’er zyn kort geleden twee byzondere Oculisten (schoon toevallig) aan ’t werk geraakt, namentlyk den Schryver der Spectatorialen Schouwburgs, en de Hoogduitsche Troep Tooneellisten; deze beide hebben ons de Schellen van de oogen geligt, en het zo ver gebragt dat men in plaatse van eene enkele Vertaling of beryming van een Fransch Stuk, met thans Vyfderley Berymingen van een klein Hoogduitsch Tooneelspel (*) met toejuiching leest en vertoond: welk één staaltje, dat wy slegts uit veele anderen by brengen, den Leezer zal overtuigen dat ieder Land zyne vernufen heeft, die in smaak met onze Landsgenooten overeenstemmen.
    (*) De Dankbaare Zoon.
        Wanneer men de Hedendaagsche Geleerdheid van alle Natien beschouwd, zal men de Engelsche zekerlyk den Lof geeven moeten van geen van de minste te zyn; het is waar veelen denken van de Engelsche Tooneelspelen gelyk men in vroeger Jaaren van de Hoogduitsche dacht; welk vooroordeel door het uitgeeven van zodanige vertaalde stukken diend verdreven te worden. Men zal moeten bekennen dat de Engelsche Toneelspelen in ’t Algemeen levendig, met veele Vertooningen zijn; daar veele Fransche Spelen in tegendeel droog en verveelend zyn, doordien de Fransche kiesheid zelfs Natuurlyke Vertooningen afkeurd. Men overweege eens het geen van den Franschen Toneelkundigen Abt DU BOS in zyne Aanmerkingen zegt ,, men kan zeker niet ontkennen, dat, zo het Engelsch Tooneel met al te veel vertooningen belaaden is, het Fransche Tooneel in gegendeel daar van al te veel ontbloot is. Men (voegt hy ’er als een vooreeld by) overweege slechts, of in Andromaché de rol van die Trojaanin niet nog beweeglyker zou worden, daar ze haar Zoon Astiananx en de zynen aan haar vertroude beveelt, terwyl zy zich tot sterven bereid; indien dit ongelukkig kind mede op het Tooneel gebragt wierdt, en door zyne tegenwoordigheid aan de allerzielroerenste [p. 3] Vertoogen eener moederlyke teerhartigheid, die in zulke omstandigheden onmogelyk koel kan weezen, meerder klem gave”. wy brengen dit alleenig by, om het onderscheid tusschen het Fransch en het Engelsch Tooneel te doen zien; en dit zal onze zelfdenkende Vderlanders leeren, de middenweg tusschen die beiden te volgen, om volmaakte Tooneelspelen te maaken.
        Dewyl dan ons voorneemen is, onze Tooneelminnende Landgenooten kennis te doen krygen van het Engelsch Tooneel; achten wy tot ons ontwerp geen beeter noch beroemde dichter te kunnen verkiezen, dan SHAKESPEAR: een Man die door de Lofkransen van STEELE, ADISSON en andere orrdeel en zedekundige Schrijveren genoeg bekend is. Onder anderen vind men (om weder één staatltje by te brengen) eenen waarlyk grooten Lofgalm over hem in de Tatler, of Snapper, na hem de beste der Engelsche Treurdichters genaamd te hebben, vervolgt den onbekenden Schrijver ,, ik zou alle Treurspeldichters ernstig raaden dat zy SHAKESPEAR zorgvuldig leezen; deeze spreekt geen bloote taal, maar dringt tot in het harte; en zyne Werken overtuigen ons, dat een’ Dichter die de droefheid van een groot man beschryft, zo edel van Ziel en zo hoog van gedachten moet zyn als de geene die hy vertoond.”. Deze roem door zyne Landgenooten begonnen, werd door de Vreemdelignen vervangen; voor al nu de Geleerde Hoogduitsche Professor J.J. ESCHENBURG zyn tyd en vlyt tot het vertaalen van voorn. Tooneelspelen besteed, en die vertaaling zo met zyne eigen aantekeningen als die der beste Engelsche Schryveren verrykt heeft, en daarenboven agter ieder Stuk eene Verhandeling over die bronwellen geplaatst, uit welke SHAKESPEAR zyne onderwerpen ontleend heeft.
        Wy twyffelen dan niet, of ons oogmerk zal de goedkeuring van kundige Liefhebbers wegdraagn; en de uitkomst zal doen zien, dat den Dichter A. PELS in zyn Gebruik en Misbruik des Tooneels niet zonder grond zegt:
    [p. 4]
    En wil men eens een Spel van de Engelschen ontleenen,
    Hun zwier navolgen, en de nette kunst met eenen
    Waarneemen, ligtlyk, dat het zich in top verhef
    En alle vindingen der Franschen overtref.

        Aangezien de Hoogduische Zuricher druk A° 1775-1777. in 12 deelen van de Heere J.J. ESCHENBURG voltooid is, en door het byvogen van voorn. bronwellen en aantekeningen de engelsche drukken verre overtreft; zo is ons voorneemen die Druk naast den engelschen tot onze grondslag te leggen, en by die bronwellen en aantekeningen onze aantekeningen te voegn: terwy de Heeren Intekenaars verzekerd kunnen zyn, dat wy voor de vloeijendheid van styl, en zuiverheid van taal en de netheid van het afdrukken de uiterste zorg zullen draagen; en dat de Plaaten voor ieder Spel gevoegt, de Liefhebbers zekerlyk voldoen zullen.
        Wy zullen om de Ses Maanden één Boekdeeltje van 3 a 4 Stuikjes uiteeven, waar van wy de grootte niet kunnen bepaalen; zullende naar ons oordeel 18 a 20 bladen druks beslaat, dat wy ook door malkander zo rekenen zullen, en de prys van ieder Deel met de Plaaten stellen:
            Op ordinaar Papier      .      ƒ 1: 16: —
            En groot Papier op      .      ƒ 3: —: —
        En de niet Ingetekende zal men dezelve niet minder afleveren, dan
            Op ordinair Papier voor      ƒ 2: 2: —
            En groot Papier op.      ƒ 3: 10: —
        Men zal geen geld by de Intekening afvorderen; maar de Heeren Intekenaast verzoeken hunne Naamen en Woonplaatsen zo dra mogelyk is, op te geeven; alzo men, een getal van 300 Intekenaars bekomen hebbende, het eerste Deel zal opleggen, en zo dra ’er 500 zy, zal men de intekening sluiten.
        De Plaaten zullen naar rang worden gegeleverd, zodanig, dat diehet spoedigst ingetend hebben, de eerste afdrukken bekomen zullen.
        De Intekening zal geschieden te Amsteldam, in de Boekwinkel van ALBRECHT BORCHERS, en verders by de voornaamste Boekverkoopers in de meeste Nederlandsche Steden, daar dit Bericht gratis wordt uitgegeeven.
    Continue