Wat vooraf ging:
Rose (een zus van David) is getrouwd met Pieter, een halfbloed. Een huwelijk als dit is sinds het bestaan van de Wet op de Onzedelijkheid, verboden. Al is deze wet pas uitgevaardigd nadat Rose en Pieter al een paar jaar getrouwd zijn, toch moeten Rose en Pieter de trieste gevolgen ervan ondervinden. Op een dag worden Rose, Pieter en hun twee kinderen Andrew en Penny opgepakt en meegenomen naar het registreringsbureau.
Zonder dat Rose het merkt, hebben ze Pieter en de kinderen afgevoerd.
Sophiatown stond in rep en roer toen bekend werd wat in het registreringsbureau gebeurd was. Wilde betogingen vonden plaats. Blanken werden nagejouwd en hun huizen beschadigd en overal waren samenscholingen.
De politie patrouilleerde door de straten, maar nauwelijks waren ze weg of opnieuw stroomden de mensen samen. Verscheidene blanken die altijd in Sophiatown gewoond hadden, sloten hun huis en gingen weg. Enkele van die huizen werden vernield. Tijdens de nacht drongen jongelui de blanke woonwijk Westdene binnen en gooiden ruiten in en op een avond werd een blanke man uit zijn huis gehaald en weggebracht, nadat een briefje achtergelaten was, dat hij van Italiaanse afkomst was, zwarte haren en een bruine huid had en daardoor ongeschikt was om samen te wonen met zijn vrouw die een Duitse was, blonde haren had en grijze ogen.
De man bleef meer dan een week vermist. De Boerenpers schreef er niets over, zoals ze ook niets geschreven had over wat in het registreringsbureau gebeurd was, maar de Britse bladen die heftig gereageerd hadden tegen wat Bill Horman 'het gore echt scheidingsbureau van Hill Street' noemde, gaven het verhaal van de ontvoering van de blanke man en toen waren ook de Boerenbladen gedwongen het te brengen. De eerste dag vermeldden ze, dat 'Bantoes een blanke ontvoerd hadden', maar ze zeiden niet waarom en wat eraan voorafgegaan was. De Britse bladen dat merkten, schreven toen artikelen dààrover en stelden de vraag: hebben wij gezagdragers die beschaamd zijn?
Toen verscheen in Die Transvaler een korte, vage beschouwing over de nadelige gevolgen van rassenvermenging. Kruising is af te raden, zeiden ze, want het leidde tot degeneratie, 'zoals bewezen wordt door de geschiedenis', en eveneens tot 'wanorde allerhande'.
Bill Horman antwoordde daarop, dat ze deze stelling zonder twijfel uit Mein Kampf hadden. Hij schreef dat het door de geschiedenis en eveneens door de biologie bewezen was dat rassenkruising niet tot ontaarding leidde, maar heel vaak tot versterking en verbetering en dat op dat ogenblik nergens ter wereld groter wanorde heerste dan in Zuid-Afrika waar men overging tot 'ontkruising'.
De politie zocht tevergeefs naar de ontvoerde man. Pas toen ze vijftig gijzelaars gevangen genomen hadden en die begonnen te folteren werd hen door een briefje meegedeeld waar de man was. Ze vonden hem op de aangewezen plaats, opgesloten in een kelder.
De Boerenpers verspreidde het nieuws dat de man mishandeld en verminkt was, wat een leugen was. Het ANC publiceerde getuigenissen van personen die de man kenden, en met hem gesproken hadden na zijn vrijlating. Die getuigenissen luidden dat hij noch mishandeld, noch verminkt was.
De vijftig gijzelaars keerden niet terug. We weten met wat met hen gebeurd is.
Voor het verbrijzelen van de ruiten te Westdene werden acht jongens tussen veertien en achttien aangehouden. Ook hen hebben we nooit teruggezien.
We vernamen dat Nelson Mandela en Walter Sisoeloe als communisten gebrandmerkt waren met verbod nog lid te zijn van het ANC.
Zeshonderd anderen overal in het land overkwam hetzelfde, waaronder Njongwe en Matthews en de leiders van het Indisch Nationaal Congres.
De angst viel weer over Sophiatown. De betogingen eindigden en er waren geen samenscholingen meer.
Terwijl we wachtten op nieuws van Pieter, woonde Rose bij ons. Iedere morgen en middag wachtte zij de brievenbesteller op. Soms zat ze uren bij de telefoon.
Af en toe ging ze naar haar eigen huis, in de korte brede straat achter de Christus-Koningkerk. Ze ging dan wat aan de tafel zitten, of hield een jas van Pieter of de boekentas van de kinderen in de hand.
Ze was bang dat het bericht van Pieter niet zou aankomen voor we weg moesten uit Sophiatown.
Het bericht dat we waarschijnlijk naar Meadowlands gebracht zouden worden, was nog aangekomen vóór Pieter weggebracht was. Hij zou daar zeker rekening mee houden. Maar niemand van ons kende die plaats. We kenden de naam en wisten dat het een soort kamp was, dat was alles.
Vader en Jimmy hadden geprobeerd er te gaan kijken. Ze hadden van oude dagloners gehoord, dat op ongeveer twintig kilometer van Johannesburg een onbewoonde vallei lag die Meadowlands heette en waar men de puinen van eenoude hoeve kon zien, en ze waren er met de fiets heengereden.
Op een zeker ogenblik, op een pad tussen de velden, vernamen ze van jongetjes dat de vallei een mijl daar vandaan lag, dat het een heel grote vallei was met prikkeldraad eromheen en dat ze er heel, veel huisjes aan het bouwen waren.
Maar toen ze verder reden, was een jeep van de politie bij hen gestopt en ze waren terug moeten rijden. Ze hadden het nog langs een ander pad geprobeerd, maar ook daar had men hen de weg versperd.
Tenslotte hadden ze van op een heuvel in de verte de vallei gezien met de lange rijen huisjes en golvend over de omliggende heuvels de hoge prikkeldraadversperring.
'Zie je wel,' zei Rose angstig, toen zij weer thuis kwamen. 'Het is geen stadje, maar een kamp. Er zal controle zijn op alles. Ze zullen de brieven openmaken. Vreemde bezoekers zullen er niet in mogen en natuurlijk zullen we er geen telefoon hebben.'
Dag in, dag uit leefde Rose in deze gespannenheid, terwijl wij haar voortdurend zeiden, dat Pieter zeker zou laten weten voor het zo ver was en als het niet kon, dat hij er dan op een of andere manier wel in zou slagen een boodschap voor ons het kamp binnen te laten komen.
Toen, op een morgen, was Rose weg. Haar kamer was leeg en we vonden een brief op de nachttafel.
'Ik kan niet leven zonder Penny en Andrew,' schreef ze, 'en ik heb Pieter lief. Ik ga hen zoeken. Wees niet ongerust. Ik heb wat geld, ik zal mij wel uit de slag trekken. Ik houd van jullie allemaal en ik zal je missen, maar ik moet mijn kinderen en mijn man gaan zoeken.'
Dat schreef Rose in dat mooie, sierlijke schrift waar ze zo trots op was en moeder nog meer.
We hebben Rose nooit meer teruggezien. Ik weet niet of zij nog leeft of nog altijd, na al die lange, lange jaren, rondzwerft op zoek naar haar echtgenoot, die nu een oude man moet zijn, en naar haar kinderen die nu volwassen zijn en haar misschien niet zouden herkennen. Misschien is zij dood. Ik wens dit niet, maar wie kan een leven lang zulk lijden dragen?