EURIPIDES
[Vignet: Elk zyn beurt; putje met emmer rechts van het touw].tAMSTERDAM, |
INdien men menschen by planten magh gelijken, zoo slachten staetzuchtigen het klimop, dat, naer zijnen aert genoemt, geduurigh by de muuren opklimt. Zoodaenigen openbaeren zich de maghtigen, die, noit met hunnen staet vernoeght, altijt poogen hooger in top van mogentheit te steigeren, en op glimpige titels hunne nagebuuren en anderen onrechtvaerdigh beoorlogen. Hierom wort de gansche weerelt zonder ophouden omgeroert, gelijk een ongestuimige zee, waerin ontelbaere vorsten- [p. 4] dommen, en volken schipbreuk aen goet en bloet en have lijden, en jammerlijk vergaen. Alexander de Groote, Persien en ten deele Indien overwinnende, bedroefde zich, toen hy hoorde dat er meer weerelden waren dan deze, met onze voeten betreden, en blaekte van oorloghsyver om hooger op te trekken, ten waere zijne Macedoniers en Grieken hem bezweeken. Keizer Vespaziaen, wreeker van Godts doot, bekommerde zich noch, op zijn dootbedde zieltoogende, om de paelen des Roomschen rijx wijder uit te zetten. Deze onverzaetzaeme heerschzucht past op recht nochte onrecht, ook op geene eeden verbonden en bloetverwanschappen, en voert den zoon tegens den vader, broeder tegens broeder aen. Zoo werden de muuren van Rome, namaels het hooft der heerschappyen, geleght in bloet der gebroederen Romulus en Remus |
Montaigne*, ridder van Sint Michiel, wil den gebroedertwist eenighzins, als niet vreemt verschoonen: dewijl gebroeders, gelijk in een zelve spoor hun avontuur en geluk zoekende, de wagens slachten, welker assen elkandere te na komende, lichtelijk onderling schokken en verwarren. Het treurspel der Thebaensche gebroederen hier van den wijzen Euripides ten tooneele gevoert, bekrachtight dit mede, en nietemin taisteren doude Grieken, zoo Plutarchus getuight, het bloedigh lijfgevecht der gebroederen, en oorlogh [p. 5] voor Thebe, gelijk een schendigh lasterstuk, met den toenaem van eene Kadmische overwinninge. |
De doorluchtige heer Hugo de Groot, namaels gezant der kroone en koninginne van Sweden, op Loevestein ter eeuwige gevangenisse gedoemt, om zijne stantvastigheit in t verdaedigen van s lants vrydom en hantvesten, koos in den kerker, onder andere oefeningen, de vertaelinge uit van dit treurspel, de kroon van alle Euripides werken, het welk hy, sedert door Godts genade verlost, te Parijs voltrok, van waer de koninglijke gezant my gewaerdighde eenen afdruk toe te zenden, met eene lofreede zoo heerlijk verciert, dat er niet kan toegevoeght worden zonder het werk te verongelijken. Nu neeme ik de vrymoedigheit my zelven deer te geven deze vertaelinge den heeren Burgermeesteren op te draegen, naerdien de schriften van dien onsterflijken man, overal De Groot en eerlijk en heerlijk, u ten hooghste behaegen, en in t byzonder het boek van het recht van oorloge en vrede, waermede de geleertste bedienaers van staet, als by Themis onfaelbaer orakel, in tijt van bekommeringen zorghvuldigh te rade gaen, om hunne heeren meesteren ten beste te dienen. Ontfang dan, weledelen heeren, dit verduitschte tooneelwerk naer uwe heuschheit, en guntme altijt te blijven |
Inhoudt der gebroederen van THEBE. |
ETeokles, in het rijk van Thebe gezeten, weigert den broeder Polynices zijn erfdeel. Dees, nu balling, t Argos gekomen, troude Adrastus dochter, en blaekende van begeerte om weder zijn vaderlant te bezoeken, vergaderde door schoonvaders raet een leger, tot dien optoght noodigh, en rukte voor Thebe. De moeder Jokaste, hier van verkuntschapt, verwerft hem vrygeleide om in de stadt te komen, en met zijnen broeder te handelen van de voorwaerden, ter heerschappye dienstigh. Maer toen Eteokles stijf op het bezit des rijx staen bleef, kon Jokaste de zoons niet bevredigen, waerom Polynices ter stede uitging, en zich ten oorlogh toeruste. Toen spelde waerzegger Tiresias den Thebaenen doverwinninge met dit beding, indien Meneceus, Kreons zoon, zich zelven aen Mars opofferde. Maer Kreon weigerde zijnen zoon der stede ten beste te geven. De zoon kante zich hiertegen, en toen de vader hem reisgelt gaf om te vlughten, voerde hy dit opzet uit, en nam zich zelven het leven. Aldus geraekten doversten der Argiven door de Thebaenen om hals. Maer Polynices en zijn broeder behouden gebleven, traden in een dootlijk lijfgevecht. De moeder, hen ziende zieltoogen, benam zich zelve met haer eige hant het leven. Haer broeder Kreon aanvaerde het rijk, en ondertusschen braeken dArgiven hun leger voor de vesten op. Kreon verbittert op de vyanden, van Kadmus burgerye verslagen, versteektze van het graf. Hy laet Polynices onbegraven leggen, en drijft Edipus in ballingschap, ten deele volgens het menschelijk recht, ten deele uit wraeke, en zet het medelijden over een anders elende aan deene zijde. Een oude getuighenis. Het treurspel der Thebaensche gebroederen is gepropt met eene barninge van hartstoghten: want Kreons zoon, van de muuren springende, sterft ten beste van zijn vaderlant. De gebroeders, zich onderling wondende, geraeken om hals. De moeder Jokaste verdoet zich zelve op haere doode zoonen. De Argiven, tegens Thebe met hunne heirkracht opgetogen, worden verslagen. Polynices leght onbegraven. Edipus wort ten vaderlande uitgestooten, met zijne dochter Antigone. Behalve dit is het treurspel gestoffeert met tooneelisten, en heerlijke en uitgeleze spreuken. |
DE TOONEELISTEN. |
EURIPIDES |