BRITTANNICUS,[Vignet: Perseveranter]tAMSTERDAM, |
AAN DEN |
VOOR-REDE. |
DE Heer Racine, door wien dit Treurspel in Vrankryk ten Tooneele is gebragt, heeft noodig geacht zyn Leezeren door eene Voorrede verlichtinge te geeven, aangaande de inhoud, en de kracht van dit stuk, dierhalven kan het niet ondienstig zyn de zelve, in het Nederduitsch, hier voor te voegen. Hy zegt dan. Ziet hier één myner Treurspellen, waar van ik zeggen mag, dat ik het zelve het meest bearbeid hebbe van alle de mynen. Ik moet evenwel bekennen dat deszelfs uitslag, in het begin, gantsch niet over een kwam met myne verwachtinge. Het stuk verscheen naauwelyks op het Tooneel, of een menigte van Hekelaaren, die het zelve scheenen te zullen vernietigen, steegen daar tegens op. Ik zelve beelde my in dat deszelfs lot in het toekomende zo gelukkig niet zoude zyn, als dat van myne andere Treurspellen. Maar het is eindelyk met dit stuk gegaan als doorgaans gebeurt aan werken daar iets goeds in steekt. Het stuk heeft stand gehouden, de Berispers zyn verdweenen, het word van het Hof, en het algemeen, het aller begeerigst, van alle de myne, weder gezien, en zo ik ooit iets bondig, en dat eenige lof verdient gemaakt hebbe, zyn het grootste gedeelte der kenneren daar in eens, dat het deeze zelfde Brittannicus is. Wel is waar, dat ik te werk gegaan hebbe na modellen, die my uitneemend hebben geholpen in het afbeelden dat ik voor hadde te doen van het Hof van Agrippina, en dat van Nero. Ik heb myne Personaadjen ontleent aan de allergrootste Schilder van de Oudheid, naamelyk Tacitus. en ik was toen zo vervult door het leezen van dien uitsteekende Geschiedenisschryver, dat er naauwelyks ééne trek die uitmunt in myn Treurspel is, waar van hy my de schets niet heeft gegeeven. Ik dacht in deeze Voorrede eene lyst te maaken van de voortreffelykste plaatzen die ik hebbe zoeken na te volgen, maar ik bevond dat die lyst meer plaats zoude beslaan als het geheele [fol. *4r] Treurspel; dierhalven gelieve den Leezer goed te vinden dat ik hem tot dien schryver wyze, die ook byna by ieder een berust, ik zal my vernoegen hier eenige plaatzen aan te roeren, aangaande de Persoonaadjes die ik ten Tooneele voere. Om van Nero te beginnen, moet men weeten dat hy hier verschynt als in de eerste jaaren zyner regeeringe, die, gelyk men weet, gelukkig zyn geweest, dierhalven was het my niet geoorloft hem zo ondeugend te vertoonen, als hy naderhand geworden is. Ik verbeeld hem evenwel ook niet als een deugdzaam man, want dat is hy nooit geweest. Hy heeft zyne Moeder, zyne Vrouw, en zyne Bestierders noch niet om hals doen brengen, maar hy heeft bereids het zaad van alle die misdaaden in zich. Het juk begint hem te verveelen, hy haat de eene, en de anderen, en hy verbergt hen zyne haat onder valsche vleyingen: Factus naturâ velare odium fallacibus blanditiis. In een woord, het is een wassend monster, dat zich noch niet ontdekken durft, en allerhande verwen zoekt om zyne schelmstukken te vermommen. Hactenus Nero flagitiis, & sceleribus velamenta quaesivit. Hy mogt Octavia, een Prinses van volgens waardige goedheid en deugd niet lyden, Fato quodam, an quia praevalent illicita, metuebaturque, ne in stupra foeminarum illustrium prorumperet. Ik geef Narcisses hem tot een vertrouwling; k heb Tacitus daar in gevolgt, die zegt dat Nero heel onverduldiglyk de dood van Narcisses verdroeg, om dat die Vrygemaakte een wonderlyke overeenkomst hadde met de tot noch verborgene ondeugden van zyn Vorst. Cujus abditis* adhuc vitiis verè congruebat. Deeze plaats bewaarheid twee zaaken; hy bewyst dat Nero reeds ondeugend was, en dat Narcisses hem in zyn kwaade neygingen sterkte. k Heb Burrus verkooren, om alzo een eerlyk man te stellen tegens deeze Hofpest, en veel eer hem, als Seneca, ziet hier de reden: zy waaren beide bestierders van Neroos jeugd, de een voor de wapenoeffening, en de andere voor de lette- [fol. *4v] ren, beide beroemd. Burrus om zyne ervaarenheid in het oorlog, en de gestrengheid zyner zeden; Militaribus curis, & severitate morum; Seneca om zyne welspreekendheid, en de aangenaamheid van zyn geest. Seneca praeceptis eloquentiae, & comitate honestâ. Burrus wierd, na zyne dood, uitmuntend om zyn deugd beklaagd. Civitate, grande desiderium ejus mansit, per memoriam virtutis. Hun zwaarste werk was de hoogmoed, en de wreedheid van Agrippina tegen te staan. Quae cunctis malae dominationis cupidinibus flagrans, habebat in partibus Pallantem. Ik zeg alleen dit woord van Agrippina: zy is het die ik boven allen andere, op het krachtigste getracht* hebbe uit te drukken; en myn Treurspel is niet minder Agrippinaas ongenade, als wel de dood van Brittannicus. Deeze dood was eene donderslag voor haar, en het bleek (zegt Tacitus) uit haare verbaastheid, en ontsteltenis, dat zy daar aan alzo onschuldig was, als Octavia zelf. Agrippina verloor in hem haare uiterste hoop, en deeze misdaad deed haar eene grootere vreezen. Sibi supremum auxilium ereptum, & parricidii exemplum intelligebat. De ouderdom van Brittannicus was zo bekent, dat het my niet vry gestaan heeft hem anders te vertoonen als een jong Prins, vol moed, vol liefde, en zeer openhartig; welke hoedaanigheden een Jongeling eigen zyn. Hy was vyftien jaaren oud, en men zegd dat hy veel verstands hadde: t zy men waarheid spreekt, of dat zyne rampspoeden zulks van hem hebben doen gelooven, schoon hy daar van geen tekenen hadde konnen geeven. Neque segnem ei indolem fuisse ferunt, sive verum, seu periculis commendatus retinuit famam sine experimento. Men moet zich niet verwonderen, over dat hy niemand by zich heeft, dan zulk een ondeugd als Narcisses. Men hadde al over lang bezorgt niemand by Brittannicus te laaten, als lieden zonder trouwe, en zonder eer. Nam [fol. *5r] ut proximus quisque Brittannico, neque fas, neque fidem pensi haberet, olim provisum erat. k Zal, voor het laast, van Junia spreeken. Men moet haar niet neemen voor die oude verhoerde Junia Silana, deeze is eene andere Junia, die Tacitus Junia Calvina noemt, uit het geslacht van Augustus, Zuster van Silanus, wien Claudius Octavia ten huuwelyk hadde belooft. Deeze Junia was jong, schoon, en (gelyk Seneca zegt) festivissima omnium puellarum. Haar Broeder, en zy bezinden malkanderen uitermaaten, en hunne vyanden, (zegt Tacitus) beschuldigden hen beide van bloedschande, hoewel zy alleen schuldig waaren aan een weinig te veel gemeenzaamheid. Zy heeft geleeft tot aan de regeering van Vespasianus toe. Ik breng haar onder de Vestaalsche Nonnen; hoewel, na t zeggen van Aulus Gellius, men in heur getal geene Dochters ontfong als van zes tot tien jaaren. Maar hier neemt het volk Junia in zyne bescherming. En ik hebbe gelooft dat ten opzigte van haare geboorte, deugd, en rampzaligheid, het volk haar wel ontslaan konde van die door de wet bepaalde jaaren, even gelyk zy gedaan hebben ontrent de ouderdom, tot het Burgermeesterschap vereischt, aan zo veel groote Mannen, die dat voorrecht door hunne deugden verdient hadden. |
COPYE |
DE Staten van Holland ende Westvriesland doen te weten. Alzo Ons vertoond is by de tegenwoordige Regenten van de Schouwburg tot Amsterdam, Dat zy Supplianten zedert eenige Jaaren herwaarts met hunne goede vrinden hadden gemaakt en ten Tooneele gevoert verscheiden Werken, zo van Treurspeelen, Blyspeelen als Klugten, welke zy lieden nu geerne met den druk gemeen wilden maken: doch gemerkt dat deze Werken door het nadrukken van anderen, veel van hun luister, zo in Taal als Spelkonst zouden komen te verliezen, en alzo zy Supplianten hen berooft zouden zien van hun byzondere oogwit om de Nederduitschen Taal en de Digtkonst voort te zetten, zo vonden zy hen genoodzaakt, om daar inne te voorzien, ende hen te keeren tot Ons, onderdanig verzoekende, dat Wy omme redenen voorsz. de Supplianten geliefden te verleenen Oktroy ofte Privilegie, omme alle hunne Werken reeds gemaakt, en de noch in t ligt te brengen, den tyd van vyftien Jaaren alleen te mogen drukken en verkoopen of doen drukken en verkoopen, met verbod van alle anderen op zeekeren hooge peene daar toe by Ons te stellen, ende voorts in communi forma. Zo is t dat Wy de Zake en t Verzoek voorsz. overgemerkt hebbende, ende genegen wezende ter bede van de Supplianten, uit Onze regte wetenschap, Souveraine magt ende authoriteit dezelve Supplianten gekonzenteert, geaccordeert ende geoctroijeert hebben, conzenteeren, accordeeren ende octroijeeren mitsdezen, dat zy geduurende den tyd van vyftien eerst achter een volgende Jaaren de voorsz. Werken die reeds gedrukt zyn, ende die van tyd tot tyd door haar gemaakt ende in t ligt gebragt zullen werden, binnen den voorsz. Onzen Lande alleen zullen mogen drukken, doen drukken, uitgeven en verkoopen. Verbiedende daarom allen ende eenen ygelyken dezelve Werken naar te drukken, ofte elders naargedrukt binnen den zelve Onzen Lande te brengen, uit te geven ofte te verkoopen, op de verbeurte van alle de naargedrukte, ingebragte ofte verkogte Exemplaaren, ende een boete van drie honderd guldens daar en boven te verbeuren, te appliceren een darde part voor den Officier die de calange doen zal, een darde part voor den Armen ter Plaatze daar her cazus voorvallen zal, ende het resteerende darde part voor den Supplianten. Alles in dien verstande, dat wy de Supplianten met dezen Onzen Octroije alleen willende gratificeren, tot verhoedinge van haare schaade door het nadrukken van de voorsz. Werken, daar door in geenige deelen verstaan, den inhoude van dien te authorizeeren ofte te advoueeren, ende veel min de zel- [fol. *6r] ve onder Onze protektie ende bescherminge, eenig meerder kredit, aanzien oft reputatie te geven, nemaar de Supplianten in kas daar in yets onbehoorlyk zoude mogen influeeren, alle het zelve tot haren laste zullen gehouden wezen te verantwoorden; tot dien einde wel expresselyk begeerende, dat by aldien zy dezen Onzen Oktroije voor de zelve Werken zullen willen stellen daar van geene geabbrevieerde ofte gecontraheerde mentie zullen mogen maaken, nemaar gehouden zullen weezen het zelve Octroy in t geheel ende sonder eenige Omissie daar voor te drucken ofte te doen drucken, ende dat sy gehouden sullen zyn een exemplaar van alle de voorsz. Wercken, gebonden ende wel geconditioneert te brengen in de Bibliotheecq van Onse Universiteit tot Leiden, ende daar van behoorlyk te doen blyken. Alles op poene van het effect van dien te verliesen. Ende ten einde de Supplianten dezen Onzen Consent en Octroije mogen genieten als naar behooren: Lasten wy allen ende eenen ygelyken die t aangaan mag, dat zy de Supplianten van den inhoude van dezen doen, laaten en gedogen, rustelyk en volkomentlyk genieten, en cesserende alle beletten ter contrarie. Gedaan in den Haage onder Onzen grooten Zegele hier aan doen hangen den xix September in t Jaar onzes Heeren en Zaligmakers duizent zes honderd vier en tachtig. |
De tegenwoordige Regenten van de Schouwburg, hebben het recht der bovenstaande Privilegie, voor Brittannicus, Treurspel, vergund aan de Erfgen: van J. Lescailje. |
VERTOONERS. |
BRITTANNICUS, |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
TWEEDE TOONEEL. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
DARDE TOONEEL. |
AGRIPPINA. |
BRITTANNICUS. |
AGRIPPINA. |
VIERDE TOONEEL. |
BRITTANNICUS. |
NARCISSES. |
BRITTANNICUS. |
NARCISSES. |
BRITTANNICUS. |
Einde van het eerste Bedryf. |
TWEEDE BEDRYF. |
NERO. |
TWEEDE TOONEEL. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
DARDE TOONEEL. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
JUNIA. |
VIERDE TOONEEL. |
NARCISSES. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
VYFDE TOONEEL. |
JUNIA. |
ZESDE TOONEEL. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
ZEVENDE TOONEEL. |
NERO. |
JUNIA. |
ACHTSTE TOONEEL. |
NERO. |
NEGENDE TOONEEL. |
Einde van het tweede Bedryf. |
DERDE BEDRYF. |
BURRUS. |
NERO. |
BURRUS. |
NERO. |
BURRUS. |
NERO. |
BURRUS. |
NERO. |
BURRUS. |
NERO. |
TWEEDE TOONEEL. |
DARDE TOONEEL. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
VIERDE TOONEEL. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
VYFDE TOONEEL. |
BRITTANNICUS. |
AGRIPPINA. |
BRITTANNICUS. |
AGRIPPINA. |
ZESDE TOONEEL. |
BRITTANNICUS. |
NARCISSES. |
BRITTANNICUS. |
NARCISSES. |
BRITTANNICUS. |
NARCISSES. |
BRITTANNICUS. |
NARCISSES. |
BRITTANNICUS. |
NARCISSES. |
BRITTANNICUS. |
NARCISSES. |
BRITTANNICUS. |
NARCISSES ter zyden. |
ZEVENDE TOONEEL. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
ACHTSTE TOONEEL. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
NERO. |
JUNIA. |
NERO. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
NERO. |
NEGENDE TOONEEL. |
BURRUS. |
NERO, Burrus niet ziende. |
BURRUS. |
NERO. |
Einde van het darde Bedryf. |
VIERDE BEDRYF. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
TWEEDE TOONEEL. |
AGRIPPINA. |
NERO. |
AGRIPPINA. |
NERO. |
AGRIPPINA. |
NERO. |
DARDE TOONEEL. |
BURRUS. |
NERO. |
BURRUS. |
NERO. |
BURRUS. |
NERO. |
BURRUS. |
NERO. |
BURRUS. |
NERO. |
BURRUS. |
NERO. |
BURRUS. |
Hy werpt zich op zyn knien. |
NERO. |
BURRUS. |
NERO. |
VIERDE TOONEEL. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
NARCISSES. |
NERO. |
Einde van het vierde Bedryf. |
VYFDE BEDRYF. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
BRITTANNICUS. |
JUNIA. |
TWEEDE TOONEEL. |
AGRIPPINA. |
BRITTANNICUS. |
DARDE TOONEEL. |
AGRIPPINA. |
JUNIA. |
AGRIPPINA. |
JUNIA. |
VIERDE TOONEEL. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
JUNIA. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
JUNIA. |
VYFDE TOONEEL. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
AGRIPPINA. |
ZESDE TOONEEL. |
NERO, Agrippina ziende. |
AGRIPPINA. |
NERO. |
AGRIPPINA. |
NERO. |
AGRIPPINA. |
NERO. |
NARCISSES. |
AGRIPPINA. |
NERO. |
ZEVENDE TOONEEL. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
ACHTSTE TOONEEL. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
ALBINA. |
AGRIPPINA. |
BURRUS. |
Einde van het vyfde en laatste Bedryf. |
TEKSTKRITIEK |