DE ongemeene hoogachtinge, die ons gansche Konstgenootschap van U. E. doordringende kennisse, en loffelijke deugden heeft, en de byzondere verpligtinge, waar door eenige van het zelve aan U. E. Edelmoe- [fol. *2v] dige beleeftheidt verbonden zijn; vereischten wel dat wy U. E. een heerelijker stuk werks, als dit Blyspel, quaamen opofferen;
Maar de gesteltenissen des Tijdts, en de saamenloop der geleegenheeden, hebben ons tot noch geweigert, om een Koninklijk Treurspel, met barning van heevige hartstogten, en bloedige voorvallen gestoffeert, of een aanzienlijk werk van anderen inhoudt, na de maate onzer krachten uitgevoert, voor den dag te laaten koomen.
Wy zijn derhalven genoodtzaakt geweest, van de noodt eene deugdt te maaken, en onze erkentenisse, die geen langer uitstel scheen te moogen lijden, te doen blijken, met U. E. Achtbaaren naam, op t voorhooft van dit Blyspel te prenten:
Want, alhoewel ons niet onbewust is, hoe verre de laege stof, en stijl van dusdaanig een Tooneelstuk verscheelt, en niet te vergelijken is by de grootsheidt en hoogdraavendheidt [fol. *3r] van eene Treurstoffe, en dat die zelve zoo veel te minder de hoogheidt uwer waardye, en het gewicht onzer schuldige dankbaarheidt opweegen kan: zoo verhoopen wy nochtans, dat, gelijk als onze Blyspeelen van de Gelijke Tweelingen, en t Spookend Weeuwtje by de Konstkenners niet minder aangenaam zijn geweest, als onze Treurspeelen van Agrippa of De Gewaande Tiberinus, en Orondates en Statira, dit ook door zijn natuurlijke aartigheidt, en voeglijke sieraaden van dat geluk niet min misdeelt zal worden, en U. E. meede niet mishaagen.
Te meêr, alzoo des zelfs inhoudt en geschiedenis, die eenigsins uit het Spaansch en Fransch ontleent, en na onze heedendaagsche tijdt en zeeden geheel gepast en verandert is, in geestigheidt en woelende werklijkheidt voor de voorgaande niet behoeft te wijken: Behalven de vloeyendheidt, en nieuwigheidt van de maate en t rijm der vaerzen, die niet altijdt eene streek van langte en rijming gegeeven is; maar zoo als t vallen wilde, nu [fol. *3v] lang, nu kort, en dan na elkanderen, dan over s handts gerijmt zijn, gelijk ons weetens noch nooit in eenigh Nederduitsch Tooneelstuk gepleegt is geworden.
Om deeze en andere reedenen, hebben wy niet ongeraaden gevonden, dewijle reets voor weinig Jaaren, door een lidt van ons Konstgenootschap, het gansche opstel gemaakt, en voor een groot gedeelte berijmt was; dat het voltrokken wierde, en met de hoop van U.E. bescherming vereert, en versterkt, in t light mogte koomen: met inzicht, dat U.E. als zy van de gewichtige bezigheeden haars ampts eenige uitspanning zoekt, den geest daar door wat moghte verquikken, en met eenen alle oprechte Beminnaars der Tooneelspeelen dat vermaak deelachtigh worden.
Dit is, mijn Heer, het oogmerk, daar in t maaken en uitgeeven van dit Blyspel op gedoelt is, en met het zelve, aan U.E. op te draagen, hebben wy voor, aan al de waerelt [fol. *4r] te doen zien, en een waarteeken op te rechten, van onze hoogachting en verplichting tuwaarts, met vertrouwen, dat het U.E. niet onaangenaam zal zijn, noch ook, dat wy daar beneevens,
|