DE Heer DE VOLTAIRE had slegts agttien jaaren bereikt, wanneer hij, in 1718, zijnen Oedipus op den Parijsschen Schouwburg deed vertoonen. De goedkeuring van het gemeen bekroonde deeze eerste pooging van den jongen Tooneeldichter zoo zeer, dat het Stuk vijf en veertig achtereenvolgende reizen vertoond wierd. Mariamne, welke men thans onderneemt in t Nederduitsch gedoscht den liefhebberen voor te stellen, werd in 1723. de eerstemaal ten tooneele gevoerd. De Dichter deed toen de Vorstinne door vergif, voor t oog der aanschouweren, op het tooneel sterven; maar alzoo het juist op dien tijd omtrent het feest van Drie Koningen was, vond zeker Petit-maitre, ziende haar den vergiftigden kelk toereiken, goed, uitteroepen: de Koningin drinkt. Alle de aanschouwers begonnen luidkeels te lagchen, en t was niet moogelijk het Stuk verder aftespeelen. Men hergaf het zelve in het volgende jaar, Mariamne stierf eenen anderen dood, en t Stuk werd tot veertig maaien toe vertoond.
Onze doorluchtige Schrijver, nimmer over zijne werken volkoomen voldaan, en trachtende dezelven steeds tot nog grooter volmaaktheid te brengen, heeft ook dit voordbrengsel van zijne jeugd, bij het klimmen zijner jaaren, in 1762, van nieuws be- [p. 4] arbeid, en daar in groote veranderingen gemaakt. De voornaamste van dezelven is, dat hij Sohemus, dien hij eenen Prins van den bloede der Asmoneërs en vorst van Ascalon maakt, ten tooneele voere in de plaats van Varus. Hij doet denzelven voorkoomen als bevoorens verloofd aan Salome; doch door de geweldenaarijen van Herodes, en vooral door dien hem gebleeken is dat die Vorst hem bij het Roomsche hof den voet, gelijk men zegt, hadde zoeken te ligten, en getracht hem met zijn gebied van zich afhangelijk te doen verklaaren, heeft hij eenen afkeer van die verbintenis, gelijk hij zelf aan Salome openhartig verklaart. Voords omhelst bij de belangen der Koninginne, gelijk Varus, wiens rol hem voor een groot gedeelte wordt in den, mond gelegd. In sommige uitdrukkingen schijnt hij insgelijks op haar verliefd, zoo dat zijn vertrouweling zelfs hem daarvan verdenke; maar hij spreekt zulks tegen, zeggende onder anderen:
,, O neen! k ben nooit vervoerd tot zulk een strafbre min;
,, De Secte die k verkoos scherpt andre zeden in.
,, De strenge zedenleer der Joodsche Stoïcijnen,
,, De stugge en straffe Esseen, wraakt zulk een eerloos kwijnen.
Naauw door het bloed aan Mariamne verbonden, de hoogste eerbied voedende voor haare deugden, en begaan met haare rampen, wikkelt hij zich dan alleen in haare zaak in, met het edel- [p. 5] moedig oogmerk, om haar uit de magt van haaren bloeddorstigen Gemaal te redden. Wanneer hij in bet Vijfde Tooneel van het Tweede Bedrijf, even als Varus, haar te kennen geeft, hoe hij zelf gevoele dat geene foltering wreeder zij dan haar niet te moogen zien, en Mariamne, daar over verbaasd, zich genoodzaakt verklaart om hem voortaan te schuuwen, stelt hij haar gerust, en zij neemt volkoomen genoegen met de beschrijving van zijne belangelooze liefde. Voor t overige vervult hij in alles de plaats van Varus, en heeft ook het zelfde lot, als die Romein.
Het was reeds in t jaar 1760 dat ik deeze Vertaaling begon, met geen ander oogmerk, dan om mij in onze Vaderlandsche rijmkonst te oefenen. Een doorervaaren Oordeelkundige beloofde mij in de beschaaving derzelve door zijne onderrichtingen behulpzaam te zijn, waar van ik mij zeer veel nuts voorspelde, gelijk ik er ook, voor zooverre het werk toen voordgang had, van hebbe genooten. Dan, wel verre van het einde volkoomen te bereiken, werd, eer nog drie Bedrijven geheel vertolkt waren, de lust om voordtegaan, door overvloed van noodzaakelijker beezigheden, geheel verdoofd. Sederd is niet alleen Mariamne, maar ook in t gemeen de Nederlandsche Dichtkunde, eenige jaaren bij mij genoegzaam in vergeetelheid vervallen, tot dat eindelijk de aanwinst van eenige Konstvrienden, welker ommegang het beoefenen derzelve alleen aangenaam maakt, mijne geneegenheid daar toe eenigszins we- [p. 6] der opwekte. Het is ook om aan de verkiezing van sommigen onder dezelven te voldoen, dat dit Treurspel verder zij afvertaald, en thans uitgegeeven worde, hoezeer mijn gemelde Arlstarch mij door den dood ontrukt zij, en ik er dus over t geheel mijn voornaamste doel niet meê hebbe bereikt. Hadde zulks moogen gebeuren, zekerlijk zou het veel minder gebrekkig geweest zijn; dan ik hoope des te meerder verschooning bij den gunstigen Leezer te zullen ontmoeten. En, ach! dat ik, in veele opzichten, niet oneindig meer aan mijnen Vriend verkoren hadde!
Hoe het zij, Mariamne was nu reeds meer dan half vertaald, eer mij een afdruk ter hand kwam, naar de laatste verkiezing van den Schrijver veranderd. Dan, wat behoeve ik het te ontveinzen, al ware het werk van nieuws aan te beginnen geweest, en al hadde ik dus tusschen VOLTAIRE en VOLTAIRE moeten kiezen, ik zou zekerlijk den jeugdigen en gloeienden Dichtheid, boven den meer koelen en grijzenden Wijsgeer gesteld hebben. Want hoewel men toestemmen moet, dat door de veranderingen sommige gebreken, welke men er bij een koelzinnig onderzoek in ontdekt, verbeterd zijn, is zulks echter niet dan ten koste van veele en uitmuntende schoonheden geschied; dan de eerbied welke men zoo groot eenen Meester schuldig is, wederhoudt mij van daar over in bezonderheden te treeden.
Daar zooveele Stukken van deezen Dichter met gewenscht gevolg vertaald zijn, is het vreemd dat [p. 7] dit Stuk zoo lang onaangeroerd zij gebleeven; dan de reden daar van is zekerlijk in het Stuk zelf niet te vinden. Men weet dat dergelijke onderneemingen doorgaands ten gebruike van het Amsterdamsche Tooneel pleegen te geschieden; ook is het bekend welk een toeloop de Mariamne van TRISTAN LHERMITE, door onze beroemde KAT. LESCAILLE vertaald, aldaar hebbe: waar aan, behalven den krachtigen en vloeienden dichtstijl der Vertaalster, de smaak van eenige uitmuntende Tooneelspeelers veel toebrengt, zijnde er weinig Stukken, waarin zij hunne talenten zoo ten overvloede kunnen doen gelden: ligtlijk is dit eene reden welke veelen van VOLTAIREs Mariamne heeft doen afzien. En indedaad, schoon het oorsprongkelijk Stuk van gemelden TRISTAN in Frankrijk reeds lange vergeeten zij, en zulks ook verdiene, het is niet waarschijnlijk dat wij ligt eene Vertaaling van dit tegenwoordige, schoon zij de mijne al verre overtrof, zullen zien, welke die der Dichteresse, bij de meesten konne opweegen: wat mij aangaat, als Vertaaler, ik erkenne haare meerderheid boven mij zeer gaarne; en wel verre van den roem dier uitmuntende Juffer haarer nagedachtenisse te benijden, wensch ik dat haar Werk nog lange voor Ouderdom en Jeugd veel voordeels mooge aanbrengen. |