VERGROOTING
[Vignet: Perseveranter]t AMSTERDAM, |
Aan de Wel-Eed. Eed. Groot-achtbaare |
En de Wel-Eed. Eed. Heeren |
VERGROOTING |
UIT. |
AFBEELDINGEN. |
Den Wel-Eed. Heer |
Den Wel-Eed. Gestr. Heer |
Den Wel-Eed. Heer |
Den Wel-Eed. Heer |
Heer van Kortenhoef, Burgermeester en Raadt tAmsterdam; eertijdts Gezant der Vrye Needer- landen by de Koningen van Deenemarken en Zweeden, &c. |
Den Wel-Eed. Heer |
OP DAFBEELDING |
UIT. |
VERTOONING |
AMsterdam verschynt op een wagen, die van Merkuur en Voorzichtigheidt voortgetrokken wordt: Fortuin heeft het leizeel in haar handt. Neptunus, die achter Amsterdam staat, zet haar een Scheeps-kroon op het hooft: in haar rechte handt heeft zy een stier, in de slinke een kompas: aan de rechte zy van de waagen grimmelt het van Schippers, Stierluiden, Busschieters en Bootsgezellen; aan de slinke van allerlei vreemdelingen. De Nydt, behangen met wapens van verscheide steeden, vertoont zich in t verschiet, en knaagt haar eigen hart. Op de veurgrondt, wordt Neering, die Bedrog onder haar voet heeft, van Waarheidt en Trouw omhelst: de Dichtkunst zingt tot lof van deeze drie. Aan dandre zy van het tooneel, ziet men op een sierelyke waagen, de heedendaagsche Goude-eeuw: in de wimpel-standert, die zy in haar handt heeft, vertoont zich het gulde vlies; zy wordt door de Vreede en Vryheidt voortgetrokken: Wakkerheidt strekt voor voerman. Juno, godin der schatten, staat achter op de waagen: aan de rechte zydt wordt zy gevolgt van de Werreldt, die Azie, Europe, Afryke en Amerike by zich heeft: de slinke wordt van allerhande bou- en ambachtluiden bekleedt. Op de veurgrondt, vertoont zich de Rykdom, van de Schilderkunst en Beeldthouwery verzelt. Tusschen bey de wagens, worden dYzere-eeuw, Roovery, Geweldt, Dwinglandy, Twist, Bloedtdorstigheid, Meineedigheidt en Zieledwang, haar Dochters, door Wijsheidt, Eendracht en Dapperheidt aan elkander gesloten. |
Achter deeze vertooning worden vyf verschieten geoopent; in t middelste, geeft de Zeege haar hooren van overvloedt aan het Y; maar dAmstel, die hy by zich heeft, stort dontfange schatten weder in de schoot van t vrye Neederlandt; en bezorgt dArmoedt, die voor hem knielt, met het overschot. In t kleenste verschiet, aan de rechte zy, ziet men in het Zuiden, daar nooit Grieken geweest zijn, Guinea, Angola, en Kongo, verzeldt van de Nigerstroom, haar waaren met dAmsterdammers verwisselen: in t groote hier naast, wordt dOostersche Maatschappy, in t Oost, van Iava, Sumatra, Borne, Japon, Chine en andre, in t byweezen van dIndische zeegodt, die Alexanders leeger toegang weigerden, voor bondtgebuuren aangenoomen. In t kleene verschiet aan de slinke zy, koomen in het Noorden, daar Argus, het schip van Jazon, niet zou durven verschynen, Ruslandt, Groenlandt en Yslandt, door de Vorst van dYszee geleit, haar koopmanschappen aan de Beurs veilen. In t groote hier naast, worden in het Westen, daar de Romeinen geen kennis van hadden, verscheide Wilde volken, zelf de Menschen-eeters in t gezicht van de Mexikaansche golfgodt, getemt en tot koopluiden gemaakt. |
AChter deeze Vertooningen ziet men, naa t oopenen der gordynen, vyf nieuwe verschieten: in t middelste vertoont zich het Jaar; hy heeft de Zon en Maan, die door Febus en Diaane uitgebeeldt worden, aan zijn rechte en slinke zy: de Boukunst vertoont hem domtrek van de stadt. In t groote verschiet aan de rechte handt, verschijnt de Lente, verzelt van Lentemaandt, Grasmaandt, en Bloeimaandt. In t kleene hier naast, ziet men de Zoomer, omheint van Zoomermaandt, Hooymaandt, en Oestmaandt. In t kleene verschiet, aan de slinke handt, komt de Herfst, deeze wordt van [p. 39] Herfstmaandt, Wijnmaandt, en Slachtmaandt gevolgt. In t groote hier naast, verneemt men de Winter, die Wintermaandt, Loumaandt en Sprokkelmaandt veur zich heeft staan. De gemelde Maanden, worden door gevleugelde kinderen uitgebeeldt, elk met een wimpelstandert in de handt, daar het hemelteeken van zijn tydt in geschildert is. |
JAN VOS. |
UIT. |
Tekstkritiek: |